Alsof we een vis willen uitleggen hoe hij zwemmen moet, zo zal het voor mijn twaalfjarige zoon ongetwijfeld voelen, wanneer ik hem straks een exemplaar van Stop Phishing in handen druk. ‘Dertig tips voor een veiliger online leven? Leuk gedaan, pap. Misschien iets voor oma!’ zal hij zeggen.
Een papieren boek lezen is voor zijn generatie überhaupt al geen evidentie meer, laat staan een boek waarvan hij denkt dat het vooral oude mensen waarschuwen moet. Want al sinds hun kleutertijd is het internet voor onze jongeren hun biotoop, hun vijfde element, bovenop de aarde, het water, de lucht en het vuur waarmee hun voorouders het moesten stellen. Geen wonder dus, dat zij als nieuwsgierige, onverschrokken vissen, zorgeloos plonzen door het virtuele water, zich immuun wanend voor de phishers, die het eerder op hun digibete grootouders lijken te hebben gemunt. Die hebben immers zowel het geld als de naïviteit om makkelijke slachtoffers te worden van de toestellen die ze veelal met een grappig ogende vorm van exotisch ontzag bedienen.
Niet veel anders dan de eerste auto die destijds door het dorp bolde, en aan de dokter of notaris toebehoorde. De machine in beweging krijgen is nog niet hetzelfde als ermee door druk verkeer navigeren, of bestemmingen ontdekken waarvan je niet wist dat ze bestonden.
‘Je hebt op de verkeerde knop geknikt, oma, misschien moet je het wat minder snel doen.’
‘Jamaar, mijn tijd hier is aan het afkorten, jongen, weet je wel hoe oud ik ben, ik heb geen moment te verliezen!’
Wie nooit de offline wereld heeft gekend, kan zich moeilijk voorstellen dat het internet een wereld is, die niet van bij aanvang bij de schepping hoorde. Zo toegankelijk als het internet vandaag is, valt het niet meer weg te denken, en kan geen enkele jonge snaak zich werkelijk realiseren dat de huidige gebruiksvriendelijkheid niet al vanaf dag één bestond.
En dus leg ik mijn zoon uit dat het internet door mensen is gemaakt, door computers met elkaar te verbinden, en zo een netwerk te vormen. Ik leg hem uit hoe programmeren werkt, welke programmeertalen er zijn, en hoe de techniek en de logica erachter, het fundament vormen van elke digitale toepassing van vandaag. Van wat er goed loopt, maar ook van wat er mis loopt, met opzet of per ongeluk. Dat het daarom verstrekkende gevolgen kan hebben als hij een app installeert die niet van de officiële appstore komt. Dat hij veel meer op het spel zet dan alleen zijn telefoon wanneer de onzichtbare machtsgrepen van de app het huisnetwerk binnendringen.
Dat internetbrowsers niet gewoon behulpzaam willen zijn wanneer ze hem aanbieden om zijn wachtwoorden op te slaan, omdat hij voor school al zoveel onthouden moet.
Dat aanbieders van dure, performante sociale mediaplatformen, browsers en e-maildiensten geen liefdadigheidsorganisaties zijn omdat ze alles gratis lijken aan te bieden. Dat zij een ijzersterk businessmodel hebben, waarin hij met zijn privacy betaalt.
Dat er goede redenen zijn om zijn schoolvrienden die op bezoek komen, niet het wachtwoord van de wifi te geven, ook al zou hij die kerels met zijn leven vertrouwen. Omdat het niet alleen om vertrouwen gaat.
Drop Jeroen Meus in een exotisch oerwoud en laat hem koken met al wat hij kan plukken en vangen, dan blijft het een heerlijk eerlijke mens. Maar het is niet omdat je de kok vertrouwt, dat je dat ook met zijn gerecht moet doen, als het is bereid met ingrediënten die hij zelf niet kent. Precies dat is het internet voor nog teveel jongeren van vandaag. Gewend als ze zijn aan het flitsende gemak waarmee hun toestellen en apps werken, zitten ze niet te wachten op restricties waarvan ze het nut niet inzien. Het werkt snel en goed, en het is leuk, dus waarom zouden ze het niet gebruiken? Sterker nog, hun sociale profilering hangt ervan af, en daarmee ook hun geluk waarvan de offline geboren generatie toch geen jota snapt.
En òf ze iets van cybersecurity kennen, de supersonische snelheid waarmee ze hun devices bedienen, terwijl pa zijn laptop nog in het stopcontact aan het steken is, geeft hen genoeg zelfvertrouwen om zich eerder verbonden te voelen met de skills van de hacker dan met de pech van de gehackte.
En dus bijten ze nietsvermoedend in het aas, dat ze in hun digitale walhalla verkeerdelijk aanzien voor een natuurlijke vrucht van dat biotoop, dat er immers altijd al was op gericht hen te entertainen en in al hun behoeften te voorzien, waardoor wantrouwen en restricties er onwelkome organismen zijn. Verpest het feestje nu niet, hoor je ze denken. Nee, de vrijheid en blijheid die het internet hen van meet af aan bracht, pak je niet meer zomaar af. Wie dat verkocht wil krijgen, kan er maar beter een goede uitleg voor hebben! En die hebben we geschreven in ons boek.