Een heuse prestatie is het, wanneer je voorstelling sneller is volgeboekt dan de shows van beroemde comedians die de Vlaamse cultuurcentra afschuimen. En nee, ik heb het niet over een voorstelling van mezelf! Nee, bespaar me dat, mijn hoofd tolt nu al, nadat ik een hele dag NIS2-training heb gegeven.
Vanavond mag ik neerzitten tussen het publiek, wanneer professor Wim Distelmans en notaris Jakobus Monteyne alle tips en tricks voor een waardig levenseinde uit de doeken zullen doen. Het contrast tussen het eerste en het tweede deel van mijn dag lijkt daarmee niet groter te kunnen zijn. Of is dat een misvatting?
Ik vraag het me af, of de sprekers straks ook aan de nalatenschap van al die unieke, complexe wachtwoorden met multifactorauthenticatie zullen hebben gedacht. Maar ja, wie zal in de wachtkamer van het finale uitloggen nog om wachtwoorden malen? Ik waarschijnlijk, mezelf kennende. Ja, ik absoluut zeker wel.
Het harnas van de Cornet-ridder staart me aan vanop zijn etiket waarop kleine condensdruppeltjes parelen, en ik voel de welkome relativering van de alcohol over me neerdalen.
Arnon Grunberg zou niet ver naar een nieuwe boekenplot hoeven te zoeken met een scenario als dit.
‘Het levenseinde’, zou hij schrijven, ‘blijkt zo populair dat de grootste zaal in een mum van tijd volzet is. Van heinde en ver stromen jongeren en ouderen toe, bij de belofte zelf hun heengaan te mogen orkestreren. Nu al wrijven begrafenisondernemers zich in de handen bij de gedachte aan de nakende inkomsten van deze hoogdag. Nog snel waxen ze de lak van hun zwartglanzende corbillards, die straks aan het einde van het evenement in groten getale de parking op zullen rijden. Ondertussen zitten de carnavalwinkels uit de regio plots door hun voorraden heen, nadat al hun verkleedpakken van Jan met de Zeis, Pietje de Dood en Magere Hein zijn uitverkocht aan medewerkers van het evenement. Bovendien had één van de kopers nog het lef om te klagen dat de pakken niet genderneutraal waren. ‘Waarom zijn het alleen mannen die de dood mogen brengen?’ riep ze verongelijkt. ‘Alsof de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de gevangenissen nog niet erg genoeg is!’ Achteraf stuurde ze een klachtenmail met doodsbedreigingen, ondertekend met een naam die kennelijk als een soort van puzzel was bedoeld, want ernaast stond ‘(zij/haar)’ en dan een hyperlink met ‘Wat betekent dit?’.
Bij gebrek aan grotere wereldproblematieken, er is nu kennelijk nergens nog oorlog, honger, droogte of watersnood, keert men terug naar de oorsprong, zo begreep de carnavalwinkelbediende. In den beginne was er het woord. Johannes 1, vers 1. Maar wat betekent dit? Daarachter dan die hyperlink, waarmee het in een mail altijd uitkijken is. Zelfs wie zijn geslacht vrijwillig heeft laten hacken, kan dat beter niet met zijn computer doen.’
Iets als dit zou Grunberg schrijven, omdat hij overal mee wegkomt.
Omdat ik dat niet doe, en dus vaker zwijg, zucht ik gelaten. De ridder van Cornet heeft nog steeds een gesloten vizier, wanneer ik een tweede slok neem en de werkdag van me af laat glijden.
Dat het allemaal klein bier is, zullen ze straks vast over onze dagelijkse bekommernissen zeggen, in het licht van het mysterie van de dood. En dat je werk moet maken van je zorgvolmacht en je wilsverklaring. Zodat jouw wensenlijst voor de achterblijvers straks geen mysterie is.
Sommige mensen willen er met geen woord over reppen. Ze vinden het doemdenken en zeggen dat je beter zou leven in plaats van luguber te doen. Maar dat is het nu net. Wim Distelmans zei het ooit in Topdokters, dat hij patiënten zag opleven zodra ze hun levenseinde geregeld hadden. Dat er een rust over hen neerdaalde en ze plots weer konden genieten.
Ik begrijp dat helemaal. Want doemdenken doe je net om doem af te wenden. Ik benadrukte het vanmiddag nog in mijn training, dat tabletop exercises cruciaal zijn om rampscenario’s uit te werken en te oefenen, zodat je bij een echte ramp niet zwaar in de problemen komt. ‘Wie neemt de kat mee?’ vraag ik dan altijd. In een gebouw wordt ook niet gewacht op een echte brand om uit te vissen of er een nooduitgang is, en waar de brandblusapparaten in de toekomst het beste kunnen worden gehangen? Dan moet je dat met je computer ook niet doen, en met je leven al evenmin. Want wie zorgt er voor de kat wanneer je dood bent?
Wie een noodplan heeft, kan zich rustig, veilig en vrij doorheen zijn analoge en digitale leven bewegen. In de bedrijfswereld heet dat CyFun of ISO. In de volksmond simpelweg: ‘je zaakjes op orde hebben’.
Leve professor Distelmans. De kat zal u dankbaar zijn.